info-steel-45

De derde berekeningsmethode is relatief complex omdat bij elk ontwerp de meest complexe schaal- berekening (GMNIA) moet uitgevoerd worden, met inbegrip van geometrische en materiaal niet-lineariteit. Er dient ook telkens de juiste keuze gemaakt te worden voor representatieve geometri- sche (equivalente) imperfecties, bezwijkcriterium, enz. waardoor de resultaten deels afhangen van de ervaring van de ontwerper. Bovendien is hier- voor krachtige eindige elementensoftware nodig die niet bij elk studiebureau voorhanden is. De tweede methode bestaat uit twee relatief eenvoudige schaalberekeningen (een lineaire bifurcatieberekening of LBA en een materiaal niet-lineaire berekening of MNA), maar het gebruik ervan wordt afgeremd door de afwezig- heid van meridionale knikparameters voor lokaal ondersteunde verstijfde axiaal samengedrukte stalen silo’s in EN 1993-1-6. Hierdoor dient de ontwerper zelf een keuze (bij voorkeur conserva- tief) te maken voor deze knikparameters door het probleem te gaan vergelijken met gelijkaardige gevallen van knik. Wanneer deze parameters evenwel niet met voldoende vertrouwen ingeschat kunnen worden, dan stelt de Eurocode voor om ofwel over te stappen naar de GMNIA methode (methode 3) of om de standaardwaarden voor de knikparameters te gebruiken. Het is belangrijk om weten dat deze parameters afgeleid werden voor onverstijfde cilinderschalen onder uniforme axiale samendrukking, dus volledig ondersteund. Deze parameters gebruiken voor een knikanalyse bij andere types silo’s is opmerkelijk en gebaseerd op de veronderstelling dat het moeilijk in te beelden is dat er nadeligere en imperfectiegevoeli- gere situaties voorkomen dan de onverstijfde cilin- derschalen onder uniforme axiale samendrukking. De studie van de ontwerpregel had dan ook als doel om te bekijken of deze veronderstelling al dan niet klopt voor lokaal ondersteunde verstijfde stalen silo’s met een duidelijke niet-uniforme axiale spanningsverdeling in omtreksrichting. In Fig.5 wordt in elke grafiek de gereduceerde sterkte c getoond in functie van de algehele slankheid l voor de numerieke resultaten en de bestaande knikkrommes. De linkerfiguur (a) toont de resultaten voor relatief dikwandige La troisième méthode de calcul est relativement complexe car le calcul de coque le plus complexe (GMNIA) doit être utilisé pour chaque conception, en ce compris la non-linéarité géométrique et matérielle. Il faut également à chaque fois faire le bon choix pour les imperfections géométriques (équivalentes) représentatives, le critère de rupture, etc. dont les résultats dépendent en partie de l’expérience du concepteur. En outre, un logiciel des éléments finis puissant qui n’est pas disponible dans tous les bureaux d’études est nécessaire. La deuxième méthode comprend deux calculs de coque relativement simples (un calcul de bifurca- tion linéaire ou LBA et un calcul matériellement non linéaire ou MNA), mais leur utilisation est freinée par l’absence de paramètres de flamba- ge méridionaux pour silos en acier compressés axialement, raidis et soutenus localement dans la norme EN 1993-1-6. Le concepteur doit lui-même faire un choix (de préférence prudent) à cet effet pour les paramètres de flambage en comparant le problème avec des cas de flambage similaires. Si ces paramètres ne peuvent toutefois pas être évalués de manière suffisamment fiable, l’Eurocode propose alors, soit de passer à la méthode GMNIA (méthode 3), soit d’utiliser les valeurs standard des paramètres de flambage. Il est important de savoir que ces paramètres ont été déduits pour des coques cylindriques non raidies sous compression axiale uniforme, donc totalement soutenues. L’utilisation de ces paramètres pour une analyse de flambage pour d’autres types de silos est remarquable et basée sur l’hypothèse qu’il est difficile d’imaginer que des situations plus désa- vantageuses et plus sensibles aux imperfections que les coques cylindriques non raidies sous compression axiale uniforme puissent survenir. L’étude des règles de conception avait donc aussi pour but de vérifier si cette hypothèse est juste ou non pour des silos en acier raidis soutenus locale- ment avec une distribution précise de la contrainte axiale non uniforme dans le sens périphérique. Sur la Fig.5, la résistance réduite c dans chaque graphique est présentée en fonction de la finesse l totale pour les résultats numériques et les courbes de flambage existantes. La figure gauche (a) présente les résultats pour des silos aux parois Fig. 5b Vergelijking van de bekomen numerieke resultaten met de bestaande knikkrommen voor silo’s met variabele straal-op-dikteverhouding R ⁄t en kwaliteitsklasse._ Fig. 5b Comparaison des résultats numériques obtenus avec les courbes de flambage existantes pour des silos avec un rapport rayon- épaisseur R ⁄t et une classe de qualité variables. (b) Straal-op-dikteverhouding R ⁄t = 1000. _(b) Rapport rayon-épaisseur R ⁄t 1000. 79