info-steel-44

Voor wat de grote overspanningen betreft, zijn de Angelina TM -liggers van het Enovosproject gebaseerd op een IPEO 400 in S460M-staal en/ of op een IPEA 330 in S460M-staal voor de ietwat kortere liggers, in de buurt van de steunen van de hellingen. Bij het bepalen van de snijlijn die uitein- delijk de geometrie bepaalt van de openingen en de nieuwe hoogte van de ligger, is rekening gehou- den met de breedte van de constructie en dus met de afstand van 750 mm tussen de ribben in het lijf van het profiel, en met alle statische verplichtingen en de hoogte van de hele plafondstructuur. De uiteindelijke hoogte van de liggers bedraagt 575 mm en de toelaatbare belasting is verge- lijkbaar met die van een IPE 550. De vereiste constructieve waterafvoer maakte bovendien een aanzienlijke voorwelving van de ligger nodig, die in de bouwfase 210 mm bereikte. Uiteindelijk daalde die tot 110 mm door het eigengewicht van het beton na het storten. Grote draagwijdtes en geringe scheurbreedtes De draagstructuur bestaat uit kolommen en balken uit warmgewalste staalprofielen. Alle onderdelen werden op maat gemaakt. De voor- gemaakte gaten en de geboute verbindingen lieten een snelle en nauwkeurige montage op de werf toe. Specifiek aan de Astron-constructie zijn de over- spanningen van 16 m. Daardoor komt ruimte, om gemakkelijk de wagen te parkeren en de autodeu- ren te openen, dit zonder gehinderd te zijn door kolommen. Het goedgekeurde Cofraplus 220 ® -vloersysteem (Duitse Zulassung Z-26.1-55) is gebaseerd op een additief concept voor het bepalen van de afme- tingen dat zijn bruikbaarheid ruimschoots heeft bewezen. Daarvoor gebruikt men als werkplatform een geprofileerde plaat met een hoogte van 220 mm na montage tussen de liggers. De plaat neemt tijdens de bouw de belastingen van de wapening en van het gestorte beton op. Afhankelijk van de dikte van de plaat (1 mm, 1,13 mm of 1,25 mm) en van de hoogte van het gebruikte beton, is het mogelijk om Les poutres Angelina TM du projet Enovos se basent, pour ce qui est des grandes portées, sur un IPEO 400 en S460M et / ou sur un IPEA 330 en S460M pour les poutres un peu plus courtes adjacentes aux supports des rampes. La ligne de découpe, qui détermine finalement la géomé- trie des ouvertures des poutres et la nouvelle hauteur de la poutre, prend en compte la largeur de construction et donc la distance de 750 mm entre les nervures de la tôle du profilé, tout comme les obligations statiques et la hauteur de construction de l’ensemble de la structure du plafond. La hauteur finale des poutres est de 575 mm et leur charge admissible est comparable à celle d’un IPE 550. Le drainage exigé en matière de construc- tion a nécessité en outre un précambrage impor- tant de la poutre, qui atteint 210 mm en phase de construction. Celui-ci est finalement réduit à 110 mm par le poids propre du béton après coulage. Grandes portées et faibles largeurs de fissuration La construction de la partie porteuse est consti- tuée de poteaux et de poutres en acier profilés à chaud. Tous les composants sont fabriqués sur mesure. Les trous pré-percés et les connexions boulonnées permettent un montage rapide et précis sur chantier. Spécificité du procédé de construction Astron, les solives offrent des portées libres de 16 m. L’espace ainsi libéré permet de se garer aisément sans être dérangé par des poteaux et d’ouvrir les portières facilement. Le système de plancher Cofraplus 220 ® (Avis technique Zulassung allemand Z-26.1-55) agréé pour la construction se base sur un concept additif de dimensionnement ayant fait ses preuves. Pour ceci, on utilise la tôle de profilé d’une hauteur de 220 mm après montage entre les poutres comme plateforme de travail. La tôle reprend, lors de la construction, les charges de l’armature et du béton frais. En fonction de l’épaisseur de la tôle de 1 mm , 1,13 mm ou 1,25 mm et de la hauteur du béton utilisé, il est possible d’obtenir des portées de 75

RkJQdWJsaXNoZXIy MzE2MDY=